Biedconventie waarbij de lange kleuren van onderaf geboden worden (klaveren, ruiten, harten, schoppen).
Bath coup
:
Speelwijze van de leider waarbij deze in een sans-atoutcontract de aas ophoudt bij de uitkomst van een heer met een bezit van de aas en de boer, zodat het vervolgen van deze kleur in zijn vork zal zijn.
Bod onder de volgende voorwaarden: - Het eerste bod aan tafel. - In de lage kleuren, d.w.z. klaveren of ruiten. - In de langste (met de meeste kaarten) van de twee lage kleuren. Als de lage kleuren even lang zijn, bied dan 1 klaveren met een driekaart klaveren en een driekaart ruiten. Anders biedt u 1 ruiten.
Blackwood
:
Conventioneel 4SA-bod dat partner vraagt hoeveel azen deze heeft. De klassieke antwoorden zijn: 5 klaver = 0 of 3 azen, 5 ruiten = 1 of 4 azen, 5 harten = 2 azen.
Blokkade
:
Situatie waarin de hoge kaarten in een kleur niet over en weer geïncasseerd kunnen worden. Voorbeeld: de dummy bezit de aas en de vrouw en de leider heeft de heer, de drie en de twee. U kunt niet achter elkaar drie slagen maken. De kleur is geblokkeerd.
Het maximaal aantal punten dat een paar gezamenlijk heeft. Het wordt berekend door bij de eigen punten het maximaal aantal punten op te tellen dat partner zou kunnen hebben.
Communicatie
:
Kaarten waarmee u kunt oversteken van de ene hand naar de andere (binnen hetzelfde paar).
Contract
:
Verplichting van de leider om het aantal slagen te maken dat is vastgesteld met het laatste bod, aan het eind van het bieden. Het uiteindelijke contract op een spel wordt bepaald na drie keer pas. Bijvoorbeeld: na 1SA - pas - 3SA - pas - pas - pas is het contract 3 sans atout en de openaar met het 1SA-bod wordt de leider.
Controle, Controles
:
Het bewaken van een kleur met honneurs (wanneer u het aas of de heer hebt) of als u kort bent in die kleur (een singleton of een renonce).
Controlebieding, Controle
:
Bod in een kleur dat partner laat weten dat er niet meteen twee slagen in die kleur verloren kunnen worden.
Conventie, Conventies
:
Bod dat, volgens afspraak met partner, een bijzondere betekenis heeft. Conventies komen ook voor in de verdediging waarbij een speciale betekenis over het tegenspel met partner is afgesproken.
Een hoge kaart die een verliezer in de andere hand compenseert.
Cue
:
Cueën, het bieden van de kleur van de tegenstander. Het bod vraagt vaak om een stop in die kleur om sans atout te kunnen spelen of het toont een sterk spel.
Dealer
:
Speler die de kaarten deelt.
Deblokkeren
:
Techniek waarbij kaarten worden weggedaan die de communicatie belemmeren.
Deelscore, Deelscores
:
Alle contracten onder de manche of slem, d.w.z. alle contracten vanaf 1K tot en met 4R, behalve 3SA.
Dekken
:
Een hogere honneur spelen dan de honneur die wordt voorgespeeld door de tegenstander, meestal met het doel om een van de eigen honneurs vrij te spelen of een honneur die partner hopelijk heeft.
Derde Kleur Forcing, 3de kleur forcing
:
Nadat de openaar zijn openingskleur heeft herhaald, is de opvolgende kleur kunstmatig wanneer dit een nieuwe kleur is. Het vraagt de openaar zijn hand nader te omschrijven. Voor de derde kleur forcing zijn ten minste 10 punten nodig.
Distributiepunten
:
Punten die bij de honneurpunten worden opgeteld wanneer er een fit, geen sans atout, is gevonden door de twee spelers van een paar. Een renonce is dan 3 punten waard, een singleton 2 punten en een doubleton 1 punt, de 9de troef is 2 punten en elke extra troef vanaf de 10de is 1 punt waard. Als u een fit hebt met uw partner, maar u hebt slechts één troef bijvoorbeeld, dan kunt u uiteraard nauwelijks troeven en dan is het meetellen van distributiepunten voor uw korte kleuren niet van toepassing.
De 13 oorspronkelijk gedeelde kaarten van een speler.
Hoge vijfkaart
:
Ten minste 5 kaarten in harten of 5 kaarten in schoppen in de hand hebben.
Honneur, Honneurs
:
Er zijn vijf honneurs in elke kleur: de aas, de heer, de vrouw, de boer en de tien.
Honneurpunten
:
Deze kaartwaarderingsmethode is al van voor de oorlog en bedacht door de Engelsman Milton Work. Een speler kan zo vaststellen hoeveel punten zijn hand waard is. 4 punten voor een aas, 3 punten voor een heer, 2 punten voor een vrouw en 1 punt voor een boer. Er zijn 10 honneurpunten per kleur en dus 40 punten per stok.
Een signaleringssysteem dat een even aantal kaarten toont door eerst een hoge en dan een lage kaart bij te spelen (eerst de 6 en dan de 2 van een 6 en een 2 of van boer, 7, 6, 2 bijvoorbeeld) of een oneven aantal door eerst de laagste kaart te spelen (eerst de 2, dan de 6 van 8, 6, 2 of van boer, 8, 7, 6, 2). Deze signalen zijn alleen van toepassing wanneer u geen hoge kaart in deze slag moet bijspelen.
Hoogste kaart, Hoogste kaarten
:
Kaart waarmee de slag zeker gewonnen wordt. Het is dus de hoogst overgebleven kaart in die kleur.
Hoogste van niets
:
[Voornamelijk in Frankrijk] Duidt op een uitkomst van een slechte kleur (zonder honneurs) wanneer een sans-atoutcontract gespeeld wordt. Met 2 of 3 kaarten wordt met de hoogste gestart, met 4 of meer kaarten met de een-na-hoogste.
Conventie die wordt gebruikt na een 1SA- of 2SA-opening. Door het bieden van 2 ruiten of 2 harten (3 ruiten of 3 harten na 2SA) toont deze conventie een vijfkaart in harten of schoppen. De theorie wil dat de openaar de Jacoby transfer aanneemt. De antwoordende hand kan met deze conventie zowel zwakke, gemiddelde en sterke handenbieden.
Kibitzer
:
Toeschouwer bij een wedstrijd.
Kleur, Kleuren
:
De kleuren in een kaartspel zijn schoppen, harten, ruiten en klaveren. Er zitten dus 13 kaarten per kleur in een spel met 52 kaarten.
Kleurpreferentie
:
Bod dat aangeeft welke kleur de voorkeur heeft als partner in het biedverloop twee kleuren aanbiedt (een tweekleurenspel). Het wil niet per se zeggen dat er een fit is.
Systeem waarmee premies en strafpunten voor downslagen worden toegekend. Wanneer u kwetsbaar bent, zijn de downslagen duurder, maar de manche- en slempremies zijn dan ook hoger. In het verleden, in robberbridge, werd een robber gewonnen door twee manches te maken. Het paar dat reeds een manche had gescoord, werd kwetsbaar genoemd, terwijl het paar dat nog geen manche had gescoord niet-kwetsbaar was. De kwetsbaarheid heeft zowel gevolgen voor de manche- en slempremies als de waarde van de downslagen, of deze nu ongedoubleerd, gedoubleerd of geredoubleerd zijn. In toernooien staat elk spel op zich. Om de omstandigheden van een robber na te bootsen, wordt op elk spel voor beide lijnen kunstmatig de kwetsbaarheid bepaald.
Ook wel "duiken". Techniek waarbij de controle wordt behouden door de communicatie tussen de twee tegenstanders te verbreken.
Leider
:
De speler van het paar die het eerst de troefkleur (of sans atout) van het eindcontract heeft geboden, dat door dit paar wordt gespeeld. Hij speelt dus zijn eigen kaarten en die van de dummy tegenover hem.
Het bezit van veel kaarten in één kleur. Als men "hartenlengte heeft", betekent dat men veel hartenkaarten in zijn hand heeft.
Lengtepunten
:
Punten die worden opgeteld bij de honneurpunten voor een verfijnde kaartwaardering in sans-atoutcontracten. Er wordt 1 punt bijgeteld voor een goede vijfkaart en 2 punten voor een goede zeskaart.
Lijn
:
Twee spelers die samen een paar vormen tegen twee andere spelers. Vaak de oost-west-lijn en de noord-zuid-lijn genoemd.
Manche, Manches
:
Om een manche te verdienen moet een bepaald aantal slagen gehaald worden afhankelijk van de kleur waarin het contract wordt gespeeld. In sans atout: vanaf het 3-niveau (d.w.z. ten minste 9 slagen). In een hoge kleur: vanaf het 4-niveau (d.w.z. ten minste 10 slagen). In een lage kleur: vanaf het 5-niveau (d.w.z. ten minste 11 slagen).
Mini-maxi
:
Een mini-maxi-bod is een forcingbod dat of een zwak of een sterk spel belooft.
Minimale herbieding
:
Het minimaal herbieden van een kleur betekent de kleur op het laagst mogelijke niveau herhalen.
Misfit, Een misfit hebben
:
Het partnership heeft minder dan acht kaarten van dezelfde kleur in de twee gezamenlijke handen. Van de twee spelers wordt gezegd dat ze een misfit hebben.
Namyats
:
Conventie die de betekenis omdraait van openingen op 4-niveau. 4K belooft een 4H-opening met maximaal één troefverliezer. 4R belooft een mooie 4S-opening. 4H en 4S beloven minder mooie openingen.
Het minimaal aantal punten dat een paar gezamenlijk heeft. Het wordt berekend door bij de eigen punten het minimaal aantal punten op te tellen dat partner zou kunnen hebben.
Het spelen van meerdere rondes in een kleur om de kaarten van de tegenstanders te trekken zodat u lengteslagen kunt maken in die kleur. Of het spelen van een honneur om een hogere honneur eruit te werken zodat u een of meer slagen kunt maken in die kleur.
Openaar
:
De speler die het eerst een bod doet (anders dan pas).
Het spelen van een hogere kaart dan die van partner (meestal een honneur) zodat deze niet aan slag blijft.
Overslag, Overslagen
:
Elke slag die de leider wint bovenop het contract dat het paar heeft geboden.
Parentoernooi
:
In dit type toernooi wordt het resultaat van een paar vergeleken met het resultaat van alle andere andere paren die in dezelfde lijn spelen (Noord/Zuid of Oost/West). Het klassement wordt dus opgemaakt per paar.
Pariteit
:
De pariteit van een kleur geeft aan of het aantal kaarten in de kleur even of oneven is.
Partner
:
Speler met wie u tegen de andere twee spelers speelt.
Passen, Pas
:
Niet bieden, doubleren of redoubleren, wanneer u aan de beurt bent om te bieden en dus "past" door "pas" te bieden.
Preëmptief bod
:
Sprongbod dat een lange kleur toont met weinig verdedigende slagen. Het geeft de juiste informatie aan partner en is tegelijkertijd bedoeld om te voorkomen dat de tegenpartij het beste contract bereikt.
Premie, Premies
:
Als u het contract haalt, krijgt u nog een premie, bovenop de punten die u scoort voor elke gewonnen slag. U krijgt 50 punten voor een deelscore, 300 of 500 punten voor een manche, 800 of 1.250 punten voor een klein slem en 1.300 of 2.000 punten voor een groot slem.
Punten per slag
:
Alle punten gescoord door de leider om het contract te halen, afhankelijk van de troefkleur. Klaveren of ruiten troef: 20 punten per slag na de zesde slag. Harten of schoppen troef: 30 punten per slag na de zesde slag. Sans atout: 40 punten voor de eerste slag, 30 punten voor de slagen daarna. Daar komen dan nog premies bij.
Redoublet
:
Bieding na een doublet van de tegenstander dat de score van het contract verhoogt als het gemaakt wordt en als het down gaat. Het redoublet wordt gesymboliseerd door twee witte kruisen op een blauwe achtergrond.
Renonce
:
"Renonce" of "renonceren", geen kaarten bezitten in die kleur.
Slechts één kaart (een singleton) in een kleur bezitten. Men zegt het ook over kaarten: "een kale (of secce) heer" = alléén de heer in een kleur bezitten.
SEF
:
Acroniem dat staat voor "Système d'enseignement français", het Franse bridgecursussysteem.
Serie, Hoogste van een serie
:
Een serie bestaat uit aansluitende kaarten in dezelfde kleur. Het hangt ervan af of het een sans-atout- of een troefcontract is. - In een troefcontract bestaat een serie uit opeenvolgende honneurs (waarbij de 10 en de 9 samen ook als serie wordt gezien). - In een sans-atoutcontract zijn drie opeenvolgende honneurs nodig voor een uitkomst met de hoogste van een serie, maar een onechte serie is toegestaan. Een serie van vier kaarten waarvan één kaart ontbreekt, wordt een gebroken serie genoemd.
Signaal, Signalen, Signaleren
:
In bepaalde situaties een kaart bijspelen die volgens afspraak partner vraagt een bepaalde kleur te spelen. Doorgaans door een hoge kaart in die kleur te spelen.
Singleton
:
"het hebben van een singleton" betekent het bezit van slechts één kaart in die kleur.
Slag, Slagen
:
Ook wel "trek". Een slag bestaat uit de vier gespeelde kaarten, één van elke speler aan tafel. Het aantal door een paar gewonnen slagen is aan het eind bepalend voor het resultaat van het gespeelde contract.
Bod dat partner laat weten dat slem tot de mogelijkheden behoort.
Snit
:
Techniek waarbij een kleur wordt gespeeld met de verwachting dat bepaalde kaarten bij de tegenstander zo geplaatst zijn dat extra slagen worden gemaakt. Deze aanpak is nooit helemaal zeker, maar wint een slag die u nooit zou winnen als u het niet probeert.
Spel
:
Verdeling van de 52 speelkaarten over de handen van de vier spelers. Ook wel het geheel van distributie, biedverloop en af- en tegenspel van het spel.
Splinter
:
Sprongbod dat maximaal één kaart belooft in de gesprongen kleur met een fit in de laatste door partner geboden kleur. Gewoonlijk splintert men niet op een kale aas of heer.
Het herbieden van een kleur met sprong is het bieden van een kleur die u ook een niveau lager had kunnen noemen.
Stayman
:
Conventie die wordt gebruikt na een 1SA-opening om openaar te vragen naar een hoge vierkaart.
Stop, Stopper
:
Ook wel "stops". Term die vooral wordt gebruikt in een sans-atoutcontract. Kaart of kaartcombinatie die verhindert dat de tegenstanders bij de uitkomst alle slagen in een kleur kunnen oprapen.
Speler in de andere lijn; speler van het paar waar u tegen speelt.
Troef
:
In een kleurcontract zijn de troeven de dertien kaarten in die kleur. Wanneer u geen kaarten meer hebt in de gespeelde kleur, wint u de slag door een troef te spelen (dat heet in- of aftroeven).
Het spelen van een troef wanneer je niet kunt bekennen. Daarmee wordt de slag gewonnen tenzij deze kaart wordt overgetroefd, dat wil zeggen dat een andere speler een hogere troef speelt.
Tweekleurenspel, Tweekleurenspel met sprong, Sterk tweekleurenspel, Goedkoop tweekleurenspel, Tweekleurenspellen
:
Tweekleurenspel: verdeling met in één kleur ten minste een vijfkaart en in een andere kleur ten minste een vierkaart, bijvoorbeeld: 5422, 5431, 5521, 5530, 6421, 6430, etc.
Misverstand tussen twee spelers van hetzelfde paar dat leidt tot een slecht contract of slecht tegenspel.
Vierde Kleur Forcing, 4de kleur forcing
:
Wanneer er door hetzelfde paar drie verschillende kleuren zijn geboden in de eerste drie biedingen, dan is het bod in de vierde kleur kunstmatig. Het vraagt de openaar zijn hand nader te omschrijven. Voor de vierde kleur forcing zijn ten minste 11 punten nodig.
Vierde van boven, 4de van boven
:
Uitkomstconventie die vooral wordt gebruikt tegen sans-atoutcontracten waarbij wordt uitgekomen met de vierde van boven van een kleur zonder serie.
Viertallen
:
Toernooivorm waarin twee viertallen tegen elkaar spelen. Het paar dat Noord-Zuid zit aan tafel A speelt samen met het paar dat Oost-West zit op tafel B, waarbij de spellen hetzelfde zijn op beide tafels. De puntentelling verschilt van die bij een parentoernooi.
Het bezit van twee van drie opvolgende kaarten in een kleur waarvan de middelste ontbreekt. Bijvoorbeeld: het bezit van de aas en de vrouw zonder de heer, of de heer en de boer zonder de vrouw.